Kozijnen, deuren, vensters en luiken

Vensters zijn uitermate kwetsbare elementen op de scheiding van binnen en buiten. De bekende uitspraak in de monumentenzorg ‘behouden gaat voor vernieuwen’ zou zeker op moeten gaan voor vensters.

Vensters en deuren geven gezicht aan een gevelpartij en zijn kenmerkend voor de architectuur. Zij zijn sterk aan mode onderhevig en konden betrekkelijk gemakkelijk worden aangepast of vernieuwd. Aan de plaats en de vormgeving zijn vaak de diverse stijlperioden af te lezen.

Frans venster, met onder naar binnendraaiende ramen

De huidige technische en functionele eisen, zoals vastgelegd in onder meer de Wet Geluidhinder en het Bouwbesluit, plegen een grote aanslag op zowel houten als stalen historische vensters. In het recente verleden zijn veel vensters nogal lichtvaardig vervangen, vaak door exemplaren in een inferieure (hout)kwaliteit. Dat is te betreuren. Door preventieve maatregelen, respect voor wat aanwezig is en partieel herstel hadden veel historische vensters behouden kunnen worden.

Ontwikkeling

De eerste vensters waren eenvoudige lichtspleten. Daaruit ontwikkelde zich het venster als een belangrijk element in de architectuur. Voor de niet-kerkelijke gebouwen is het kruiskozijn eeuwenlang beeldbepalend geweest. Zesdelige kruiskozijnen kwamen ook voor bij hoge verdiepingen en bel-etages.

Half kruiskozijn uit de 17e eeuw

Aan het einde van de zeventiende eeuw verscheen het bekende venster met schuifraam. Pas in de loop van de achttiende eeuw werd dit venster beeldbepalend. Daarnaast kwamen vooral in de zuidelijke Nederlanden de zogenaamde Franse vensters, met naar binnen draaiende ramen, in zwang.

Laat 18e eeuws schuifraam met roedenverdeling

In de loop van de negentiende eeuw werden steeds grotere ruiten mogelijk. Zo ontstonden de 3×2- en 4×2-ruits empirevensters. Deze ontwikkeling liep rond 1900 uit in de zogenaamde T-vensters, waarvan het bovendeel vaak was bezet met gekleurd kathedraalglas of glas-in-lood, niet zelden met Jugendstilmotieven.

In de jaren twintig en dertig verschenen de typische venstervormen van de Amsterdamse School, met laddervormige roedenverdeling als vlakvulling in de gevelwand, alsmede de stalen ramen van de architecten van de Nieuwe Zakelijkheid.

Deuren

Deuren in voorgevels en als hoofdtoegang tot grote gebouwen, moesten iets uitdrukken van de status van de eigenaar of de belangrijkheid van het bestuur dat in het gebouw gehuisvest was. Deuren werden daarom aangepast aan de mode van de tijd. In de 16e en het begin van de 17e eeuw werden paneeldeuren gemaakt van eikenhout met zes tot acht kleine even grote panelen in twee stroken naast elkaar. In de loop van de 17e eeuw werd voor de deuren steeds meer geschilderd grenen met twee panelen toepast.

Door de invloed van de Barok, in de 18e eeuw werden dit paneeldeuren met één groot langgerekt paneel. Bij belangrijke deuren werd dit paneel voorzien van een opgelegd kussen en ingebogen hoeken met rozetten. Bij paneeldeuren zoals toegang van herenhuizen en naar belangrijke ruimten, werd het paneel niet alleen door middel van een groef in de stijlen en regels of dorpels vastgehouden, maar ook door middel van opleglijsten. Deze zwaar geprofileerde lijsten staken buiten het vlak van de deur en gaven door de lichtspeling van het profiel de illusie dat het paneel ver terug lag. Afhankelijk van de tijd, konden deze geprofileerde lijsten enorm variëren. Bij voordeuren uit de barok en rococo van de 18e eeuw, werden getoogde en uitzwenkende panelen toegepast met langs het paneel gebogen opdeklijsten, al dan niet aangevuld met snijwerk.

Het onderste paneel met gebogen regel en geprofileerde, gesneden lijsten uit ca. 1745
Een voordeur met veel vakmanschap gemaakt
Stalen ramen en deur

Houtsoorten

Tot in de twintigste eeuw bestond het materiaal voor kozijnen en ramen vooral uit Europese houtsoorten als eiken en fijndradig grenen (zonder het zachte spinthout). Bekende combinaties waren die van grenen stijlen met eiken onderdorpels of grenen raamhout met eiken roeden.

Na de Tweede Wereldoorlog is een tijdlang vurenhout van een slechte kwaliteit gebruikt. Ook in de restauratie werd veel slecht hout gebruikt. Nieuwe kozijnen van inferieur hout bleken na verloop van tijd verrot, terwijl aan de gehandhaafde kozijnen nauwelijks iets mankeerde. Na deze periode werden steeds vaker kwalitatief betere tropische hardhoutsoorten gebruikt. Bij een restauratie dienen bij voorkeur de houtsoorten te worden toegepast die oorspronkelijk bij het betreffende gebouw werden gebruikt.

Luiken

Luiken vormden vanouds een vast onderdeel van de vensteropeningen. Hiermee kon de toevoer van zowel licht als lucht worden geregeld. Bij de oudste kruiskozijnen was de bovenhelft bezet met het kostbare glas-in-lood voor het licht en had de onderhelft luiken voor het al dan niet binnenlaten van lucht en licht.

Aan het einde van de vijftiende eeuw trad een sterke vergroting van de glasproductie op en werden grotere oppervlakken van glas voorzien. Het luik werd toen een toevoeging bij naar binnen draaiende ramen en later bij schuiframen.

In de negentiende eeuw dienden luiken om hinderlijk zonlicht te weren, zonnewarmte uit huis te houden en als veilige afsluiting. Toen vonden ook de zonneblinden of persiennes steeds meer toepassing. Daarna hebben luiken lange tijd voornamelijk gediend als aankleding van de gevel. Geleidelijk aan worden de kwaliteiten als bescherming tegen inbraak en geluid en als isolatie tegen warmte en kou echter herontdekt.

Luiken vormen een onderhoudsintensief onderdeel van het venster. Ze staan de hele dag bloot aan weer en wind (hemelwater, zonnestraling, temperatuurwisselingen) en hebben daardoor veel te lijden. Vooral het schilderwerk vergt aandacht.

Luiken zijn erg gevoelig voor inrotting. Zorg er daarom voor dat het kopse hout (aan de bovenzijde van het luik) is afgedekt met een strookje lood.

Door invloed van de zon hebben luiken de neiging krom te trekken. Meestal ligt dit aan de kwaliteit van het hout. Bij vervanging van de luiken is een duurzame houtsoort aan te bevelen. Voorzie de luiken aan de onderkant van een waterholletje of afschaving, zodat het water er zo snel mogelijk afloopt.

Schuifraam met storen (zonneblinden) uit 1890
Eikenhouten luik, onderstuk is ingerot door inwatering

Herstel van kozijnen en vensters

Als kozijnen, deuren en vensters zijn gemaakt uit hoogwaardig materiaal, goed geconstrueerd zijn én goed in de gevel zijn aangebracht, kunnen zij heel lang meegaan. Maar ook dan alleen op voorwaarde dat steeds tijdig preventieve maatregelen worden getroffen. Als er toch schade optreedt, wordt bij voorkeur partieel herstel uitgevoerd. Herstel is uiteraard alleen effectief als de oorzaak van de schade wordt weggenomen.

Houtrot

Hout met een te hoog vochtgehalte wordt aangetast door houtrot. Een te hoog vochtgehalte verraadt zich vaak door een afbladderende verflaag. Verbindingen in het hout, vooral op de hoeken, zijn het gevoeligst voor het binnendringen van vocht, omdat zich hier vaak opengetrokken verbindingsnaden bevinden.

Aantasting van vensterhout wordt vaak veroorzaakt door condenswater. Dit kan het hout binnendringen als de verbinding tussen het glas en de glassponning niet goed gesloten is. Controleer daarom regelmatig of de glasaansluitingen waterdicht zijn. Openstaande glasnaden kunnen eventueel worden dichtgezet met een overschilderbare beglazingskit.

Hang- en sluitnaden dienen voldoende ruim te zijn. Een te smalle hang- of sluitnaad zal door capillaire werking regenwater opzuigen. Dit geeft vaak inrottingen ter plaatse van de verbindingsnaden. Vooral aan de onderzijde dient een naad van circa 5 mm te worden aangehouden.

Onderdorpels van kozijnen en naar buiten draaiende ramen moeten aan de onderzijde zijn voorzien van een waterhol, zodat water ervan afdrupt en niet langs muren en kozijnen spoelt. Ook hier is goede ventilatie van belang.

Alkydverf bladdert door te vochtig hout

Vulmiddelen

Al sinds de jaren dertig zijn er vulmiddelen op de markt om ingerot hout mee te stoppen. De meeste zijn uitsluitend geschikt voor binnentoepassingen. Alleen vulmiddelen op basis van speciaal aangepaste epoxy’s zijn buiten toepasbaar en overschilderbaar met alkydverf.

Belangrijk is het opvullen zo veel mogelijk te beperken. Is het oppervlak ingerot hout groter dan tien vierkante centimeter, dan is in verband met krimp het inzetten van nieuw hout noodzakelijk. Verder moet het rotte hout volledig worden verwijderd. Zware aantastingen van kozijnverbindingen kunnen met vulmiddelen niet met een goed resultaat worden gerepareerd.

Ingerotte kozijnstijlen

Partieel herstel

De praktijk in de woningbouw heeft laten zien dat partieel herstel bijna altijd mogelijk is. In de meeste gevallen gaat het om ondereinden van stijlen en roedenkruisen.

Voor het partieel herstel van historische vensters zijn een paar principes belangrijk:

  • Kies vanwege de monumentale waarde zo veel mogelijk voor het handhaven van de originele kozijnen en ramen, ook als dit duurder is dan vervangen.
  • Handhaaf zo veel mogelijk de oorspronkelijke detaillering.
  • Zorg voor absolute waterdichtheid van alle verbindingen.
  • Ga ervan uit dat het oude kozijn van beter hout gemaakt is dan het nieuwe. Gebruik bij grenenhout alleen het fijndradige kernhout. Het groeihout of spint is van slechte kwaliteit.
  • Zorg er bij aanheling van raamstijlen voor dat de hardheid van het hout (bijvoorbeeld te zien aan de jaarringen) en de zaagwijze zo veel mogelijk aansluiten bij die van het bestaande hout.
  • Streef naar het herstellen van de oorspronkelijke sterkte, omdat in Nederland kozijnen bijna altijd een dragende functie hebben.
Aanhelen van een raamstijl

Hang- en sluitwerk

Bij het aanbrengen van scharnieren en gehengen moet men erop letten dat bij de bevestigingsplaatsen geen water in het hout kan dringen. Dat houdt in dat alle inkepingen en geboorde gaten met een dikke grondverf voorbehandeld moeten worden.

Hang- en sluitwerk kan men het best bevestigen met roestvaststalen of koperen schroeven, om roestvorming en voortijdig onderhoud aan het schilderwerk te voorkomen.

Oude bochtscharnieren zorgen nogal eens voor scheurvorming in deur- en raamstijlen. Dit is het gevolg van roestvorming door langdurig verwaarloosd schilderwerk.

Luiken hangen meestal aan smeedijzeren duimen. Deze duimen zijn vaak vast gegoten in een duimsteen van natuursteen. Als het ijzer roest, zet het uit en scheurt de steen kapot.

Roest achter geheng

Muuraansluitingen

Bij het aanbrengen van een nieuw of vernieuwd kozijn in een bestaande muuropening wordt nog wel eens vergeten een loodafdekking aan te brengen op de bovendorpel van het kozijn.

Uit esthetisch oogpunt en als tochtwering hebben schilders de neiging om de aansluiting van de stijlen op het muurwerk dicht te kitten. Hierdoor wordt het in de constructie aanwezige vocht opgesloten en ontstaat er een grote kans op inrotting van de kozijnstijlen. Daarom is het beter geen kit aan te brengen en bestaande kitnaden te verwijderen, zodat de constructie droog geventileerd wordt.

Bij brede naden is het te overwegen deze dicht te zetten met een minerale voegmortel op basis van kalk. Deze is vochtregulerend, waardoor het in de constructie aanwezige vocht toch kan uittreden.

 

Deel dit artikel: LinkedIn Google+