In de tweede helft van de vijftiende eeuw verandert het dakenlandschap in de steden. Vanaf deze tijd begint tevens het experimenteren met de gebakken dakbedekkingen. De dakpan was weliswaar onder de Romeinen al ontwikkeld, maar met het verdwijnen van de Romeinen was ook de techniek verloren gegaan. De verandering van dakbedekking had ook gevolgen voor de kapconstructies. Een tegel- of pannendak vereist immers een sterkere, zwaardere kapconstructie dan een dakbedekking van stro, riet of hout.
De eerste pannen waren de zogenaamde holle en bolle pannen, ook wel monniken en nonnen genoemd. De holle, dat zijn de onderpannen, zijn taps toelopend en aan de achterzijde voorzien van een nokje waardoor deze aan een horizontale lat kunnen worden gehangen. Over de naad tussen de twee onderpannen werd een bolle, ook taps toelopende bovenpan in de kalkspecie aangebracht. Op de bovenzijde van de bolle pan was een nokje gevormd waartegen de daarboven geplaatste pan kon steunen. De holle en bolle pannen komen nu nog op enkele daken voor, met name op kerkgebouwen in Friesland en Groningen.
Naast de holle en bolle pannen verschenen vlakke tegels, in de volksmond bekend als leipannen. Ze waren rechthoekig, aan de onderzijde soms rond, en hadden meegebakken nokjes aan de achterkant. De tegels waren erg zwaar en lagen in halfsteens verband over elkaar. Leipannen zijn in de negentiende eeuw en meer recent voor de villabouw opnieuw in de belangstelling gekomen.
Hollandse pan
Dakpannen vormen de meest voorkomende dakbedekking in ons land. Dat is niet zo vreemd, want de grondstof voor dakpannen is klei en dat is in ons land met zijn vele rivieren ruim voorhanden. Langs de rivieren verschenen honderden kleine fabriekjes die bakstenen en dakpannen produceerden.
Verreweg de meest voorkomende dakpan is de bekende oud-Hollandse – of gewone Hollandse – pan. Deze verschijnt al in de tweede helft van de vijftiende eeuw en is tot ver in de twintigste eeuw de meest gebruikte dakpan. Oud- Hollandse dakpannen werden in zowel een rechts- als linksdekkende variant gemaakt, zodat altijd van de wind richting af gedekt kon worden. Linksdekkende pannen raakten eind negentiende eeuw echter uit de belangstelling en zijn inmiddels een zeldzaam fenomeen geworden.
Hollandse pan linksdekkend
Dakpannen hadden tot in de zeventiende eeuw overwegend een rode kleur. Daarna komen de ‘gesmoorde’ blauwgrijze pannen vanuit Vlaanderen naar onze contreien. Glazuur kwam al bij de holle en bolle pannen voor en is de hele ontwikkeling van de dakpan mee gegaan. Het glazuren werd niet alleen voor het mooi gedaan. De rode dakpannen waren in de begintijd nogal poreus en lieten water door. Pas als de pannen ouder werden verdween de porositeit door het dichtslibben van de poriën met vuil. Daarom kregen de dakpannen een blanke, blauwzwarte en soms ook witte glazuurlaag. Geglazuurde oud-Hollandse dakpannen zijn inmiddels zeldzaam geworden.
Vanaf de negentiende eeuw komen als gevolg van de mechanisatie andere dakpannen in ontwikkeling. De Oegstgeester pan – wellicht beter bekend als beverstaartpan – wordt in halfsteensverband gelegd. Deze is veel gebruikt op villa’s en buitenplaatsen. Andere typen zijn de muldenpan, de verbeterde Hollandse dakpan, de kruispan en de Tuile du Nord. De twee laatstgenoemde soorten komen op jongere monumenten veel voor, zowel geglazuurd als ongeglazuurd.
Tuile du Nord met platte wel
De nieuwere dakpantypen dekken in het algemeen beter dan de oud-Hollandse dakpan. Dit komt door verbeterde kop- en zijaansluitingen. Doorslag van regen en jachtsneeuw is tot een minimum beperkt. De ontwikkeling van de dakpan gaat nog altijd door. De opnieuw verbeterde Hollandse dakpan is nu een veelgebruikt type. Deze lijkt qua vorm op de oud-Hollandse pan, maar heeft betere afsluitingseigenschappen.
Voor de nieuwbouw is de uit beton vervaardigde sneldekker (twee dakpannen in één) ontwikkeld. Deze betondakpan is inmiddels echter ook al op monumenten gesignaleerd en de vraag is uiteraard of daar geen betere oplossingen voor te bedenken zijn. Bij een dakrenovatie of –restauratie verdient het aanbeveling om de oude dakpannen niet zomaar in de container te gooien. Sommige oudere typen zijn zeldzaam geworden en veel gevraagd. Hergebruik is vaak goed mogelijk. Bij zaken in tweedehands bouwmaterialen zijn oude typen pannen vaak nog te krijgen. Neem wel een eigen pan mee voor de juiste maat, want er komt een enorme variatie in afmetingen voor.
Dakbeschot
Bij een pannendak was het aanbrengen van dakbeschot niet direct noodzakelijk. Soms werd alleen plaatselijk dakbeschot aangebracht, zoals op het onderste deel van het dak, waar de slaapplaatsen voor bewoners of personeel zich bevonden. Bij onbeschoten kappen gedekt met oud- Hollandse pannen kan soms behoorlijke lekkage optreden. Omdat deze dakpannen zijdelings niet goed afsluiten kan er bij ongunstige weersomstandigheden soms vrij veel regenwater of sneeuw naar binnen komen. Hiertegen waren diverse maatregelen mogelijk, zoals het mee indekken va strodokken. Ook smeerde men de naden tussen de pannen aan de binnenzijde van het dak wel dicht met een kalkspecie. Door de kalkspecie mengde men varkenshaar als wapening. Dergelijke ‘gestreken’ daken zijn inmiddels zeldzaam.
Strodokken
Verzorging
Mits goed verzorgd, kan een pannendak erg lang mee. In de praktijk komen vele daken voor die honderd jaar of ouder zijn. De ervaring leert dat in deze gevallen niet zozeer de dakpannen aan vervanging toe zijn, maar wel de panlatten.
Het meest voorkomende euvel bij pannendaken is dat dakpannen van hun plaats raken door bijvoorbeeld storm. Dat heeft overigens niet zoveel te maken met de leeftijd van de pan; het komt bij nieuwe pannen ook voor. Een weggegleden pan moet zo snel mogelijk worden herlegd, om ernstige schade te voorkomen.
Bij oudere pannendaken, hoe goed deze er ogenschijnlijk ook bij liggen, vraagt een aantal punten om voortdurende controle. Allereerst moeten de dakpannen zelf regelmatig worden bekeken op hun algehele indruk: zien ze er nog goed uit en zitten er geen ernstig geschilferde, gebarsten of gebroken pannen tussen? Kwetsbaar zijn vooral de nokken hoekkepervorsten (de speciale pannen op de overgang van twee dakvlakken). Er moet vooral goed worden gecontroleerd of de specie waarmee de vorsten op het dak zijn aangebracht, nog goed aansluit. Als de specie wegvalt en de vorsten los komen te liggen, zijn maatregelen nodig.
Slordige afwerking met te harde cementspecie
Nok- en hoekkepers, alsmede aansluitingen tussen dak vlakken en muren, schoorstenen en andere doorvoeren, zijn dikwijls afgewerkt met loodslabben. De conditie van het lood moet goed in de gaten worden gehouden. Dit materiaal kan namelijk scheuren, losraken of opwaaien. De oorzaak is vaak een ondeskundige toepassing van lood. Het is op zichzelf een uitstekend product, maar vaak is een te lichte kwaliteit gebruikt. Ook wordt het materiaal vaak in te smalle of te lange stukken aangebracht of niet juist bevestigd.
Aansluitingen van dakvlakken met belendende muren zijn vaak in specie uitgevoerd. Deze laten na verloop van tijd los, omdat de specie krimpt of losscheurt en daardoor gaat lekken. Goed aangebrachte loodslabben kunnen in de meeste gevallen de specieaansluitingen vervangen.
Te overwegen is om de bovenkant van boven het dak uitstekende muurwerken, zoals gevelbeëindigingen, te voorzien van afdekplaten. Deze kunnen eventueel met lood of zink worden bekleed. De afdekkingen dienen naar de dakzijde af te wateren, om lelijke leksporen op de gevelmuur te vermijden.
Onder de pannen
Onder de pannen moet onder meer worden gelet op de conditie van de panlatten, het eventueel aanwezige dakbeschot en de mogelijk aangebrachte waterkerende laag. Zo’n waterkerende laag kan bij oude kappen van diverse materialen zijn gemaakt. Zo gebruikte men in het verleden asfaltpapier, bij onbeschoten kappen wel ondersteund door kippengaas. Ook grijze eterniet (een soort cementplaat zo dun als hardboard) komt men tegen, evenals hardboard zelf en bitumenpapier gewapend met sisaltouw. Eind jaren zestig komen de waterkerende folies van plastic op de markt.
Doorgeroeste spijkers van de panlatten, door het gewicht zakken de pannen uit
Eterniet is asbesthoudend. Zolang men het eterniet met rust laat zullen geen asbestvezels vrijkomen. Bij onderhoud aan het dak is het aan te bevelen dit materiaal te saneren. Watervast hardboard (massonite) is een prima vervanger. Zolang eterniet aanwezig is, is het aan te raden dit bij de opruimingskosten van de brandverzekering mee te verzekeren.
Naarmate er meer van dit soort zaken niet meer in orde zijn, rijst de vraag of renovatie dan wel restauratie van het dak aan de orde is. Ingrepen als het aanbrengen van een dakbeschot of isolatie kunnen op deze momenten worden meegenomen. Bij renovatie of restauratie van het dak is het aanbrengen van een waterkerende folie nu meer regel dan uitzondering. Op zich is dit ook een prima regel, zolang de juiste folie op de juiste wijze wordt aangebracht. Niet alle folies zijn geschikt voor elk soort dak. Zo zijn er folies die meer en folies die minder bestand zijn tegen UV-straling. Dit is vooral van belang bij kappen die gedekt zijn met Oudhollandse dakpannen, die aan de zijkanten vrij veel licht doorlaten. Uiteraard dienen folies het water van buitenaf tegen te houden. Aan de andere kant moeten zij van binnen naar buiten toe dampdoorlatend zijn. Voor de meeste kappen is het namelijk van belang dat de folie goed ventileert.
Folie is niet UV-bestendig
Bij het aanbrengen van een waterkerende folie is het van groot belang dat deze goed aansluit op dakdoorvoeren als schoorstenen, ventilatiepijpen, de achteropstanden van dakkapellen, dakramen en goten. Het gebeurt te vaak dat men de folie onder de achteropstanden van goten, dakkapellen en loodslabben wegwerkt, in plaats van eroverheen. Het water dat van de folie naar beneden stroomt, loopt dan alsnog achter de opstanden langs naar binnen. En juist daartegen was de waterkerende folie bedoeld.